Gerechtshof Den Haag wijst vorderingen tegen Bel Leerdammer van achterstallig melkgeld af
Op 13 juli 2021 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in de procedure tussen Bel Leerdammer en haar (voormalig) leveranciers. De melkveehouders mochten er -kort gezegd- naar het oordeel van het gerechtshof niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat het ledengeld van de referentiebedrijven onderdeel uitmaakte van de melkprijs.
Met haar uitspraak haalt het gerechtshof een streep door het vonnis van de rechtbank in Dordrecht. De rechtbank oordeelde eerder dat leveranciers van Bel Leerdammer in de periode 2010 tot 2015 op basis van de toen geldende melkprijspolitiek er wél van mochten uitgaan dat het ledengeld als component van de uit te betalen melkprijs gold. Dit op basis van dezelfde feiten en omstandigheden.
Teleurstellend
De uitspraak van het gerechtshof is voor de melkveehouders teleurstellend. Het collectief bestaat uit ruim 475 ontevreden leveranciers. Hun vordering ter zake van achterstallig melkgeld was becijferd op meer dan 50 miljoen euro, een bedrag welk elk jaar wordt geplust met een rentevergoeding van 8 %.
Onbegrijpelijk
De uitspraak is niet alleen teleurstellend maar ook onbegrijpelijk. Naar het oordeel van mr. Dinant te Biesebeek, advocaat van het collectief, is de uitspraak ondeugdelijk door het hof gemotiveerd. De rechtbank had de feitelijke omstandigheden op een correcte wijze gewogen en zulks aan de hand van een juiste maatstaf. Omstandigheden op basis waarvan tot geen andere conclusie kon worden gekomen dan dat het ledengeld bij de berekening en uitbetaling van het melkgeld diende te worden meegenomen, terwijl Bel Leerdammer dat bij de vaststelling van haar melkprijs nu juist buiten beschouwing had gelaten. Het gerechtshof kent geen of onvoldoende gewicht toe aan deze omstandigheden.
Daarnaast is de uitspraak van het hof en de gegeven motivering innerlijk tegenstrijdig. Het gerechtshof overweegt eerst dat de melkprijs van Bel Leerdammer wordt bepaald door het gewogen gemiddelde van de melkprijzen van vier referentiebedrijven. Vervolgens stelt het hof dat drie van deze bedrijven coöperaties zijn (Friesland Campina, CONO en DOC) en dat deze als onderdeel van hun melkprijs ledengeld aan hun leden betalen. Doch desalniettemin worden de vorderingen van de melkveehouders afgewezen, omdat de melkveehouders naar het oordeel van het hof dienden te begrijpen dat het ledengeld geen deel uitmaakt van de melkprijs van Bel Leerdammer. Onbegrijpelijk en innerlijk tegenstrijdig.
‘Nabetaling’ is onbetwist een onderdeel van de referentieprijs. Het hof stelt vast dat Bel Leerdammer in de presentaties tijdens de voorjaarsvergaderingen melkprijzen van de referentiebedrijven heeft getoond en onder de noemer ‘nabetaling’ bedragen inclusief ledengeld heeft genoemd. Desondanks vindt het hof dat daardoor niet de verwachting bij de melkveehouders kan zijn gewekt dat Bel Leerdammer de component ledengeld zou meenemen bij de vaststelling van haar melkprijs. Eveneens een overweging die onnavolgbaar is.
Vergissing
Het hof refereert aan de uitlating van een woordvoerder van Bel Leerdammer, gedaan tijdens een voorjaarsvergadering. Namens Bel Leerdammer is daarbij in ondubbelzinnige woorden aan de melkveehouders medegedeeld en toegezegd dat ook de coöperatieve toeslag wordt betaald. En met de coöperatieve toeslag wordt het ledengeld van de referentiebedrijven bedoeld.
Het gerechtshof zegt daar zonder enige motivering over dat het aannemelijk wordt geacht dat Bel Leerdammer zich bij het doen van deze uitspraak heeft vergist. Dit is onbegrijpelijk. Zonder toelichting en zonder nadere motivering valt niet in te zien waarom deze uitlating een vergissing zou zijn en waarom dat ook voor de toehoorders als zodanig kenbaar was. Integendeel, juist binnen de context van de gegeven presentatie, waarbij onder ‘nabetaling’ ook ledengeld werd gepresenteerd, was er geen sprake van een vergissing, laat staan van een kenbare vergissing, aldus het collectief.
Ondeugdelijke motivering
De uitspraak is volgens mr. te Biesebeek ondeugdelijk door het hof gemotiveerd. Hiervoor is een aantal overwegingen aangehaald die innerlijk tegenstrijdig zijn of die niet zijn gemotiveerd. Daarnaast laat het hof bij haar beslissing feiten buiten beschouwing die nu juist mede redengevend zijn geweest voor de stelling dat het ledengeld deel uitmaakt van de uit te betalen en verschuldigde melkprijs. De beslissing van het hof kan niet gedragen worden door de gegeven motivering.
Gezien de, naar het oordeel van mr. Te Biesebeek, ondeugdelijke motivering is er reden om cassatie in te stellen bij de Hoge Raad, het hoogste rechtscollege in Nederland. Er zal advies worden ingewonnen bij een in cassatiezaken gespecialiseerde advocaat. Bij een positief advies zal cassatieberoep worden ingesteld.
Voor inlichtingen: mr. G.D. (Dinant) te Biesebeek van Te Biesebeek Advocaten in Zwolle, telnr. 038 4223020.