Een werknemer wilde met Kerstmis vrij zijn, terwijl zijn werkgever dat niet (volledig) honoreerde. Toen de werknemer niet op zijn werk verscheen op één van de door hem gewenste vakantiedagen volgde ontslag op staande voet. Het gerechtshof beoordeelt dit nu als niet rechtsgeldig en in strijd met artikel 7:638 BW.
Uit artikel 7:638 BW volgt dat de werkgever een werknemer elk jaar in de gelegenheid moet stellen om vakantie op te nemen waarop de werknemer minimaal recht heeft. De vaststelling van de vakantiedagen gebeurt overeenkomstig de (schriftelijke) wensen van de werknemer, tenzij daar gewichtige redenen tegen zijn.
De werkgever mag binnen twee weken nadat een werknemer zijn vakantiewensen kenbaar maakt schriftelijk bezwaar aantekenen. Gebeurt dit niet dan wordt de vakantie vastgesteld conform de wensen van de werknemer.
De zaak in detail
De werknemer in kwestie wilde van 23 december tot en met 31 december 2013 op vakantie gaan. Ondanks herhaaldelijke verzoeken honoreerde de werkgever dit niet meteen. Uiteindelijk werd toestemming verleend voor alle dagen behalve 23 december, maar toen had de werknemer al een appartement geboekt. Na diens weigering om die dag te werken werd hij op staande voet ontslagen en volgde een rechtszaak.
De kantonrechter stelde de werkgever in het gelijk. De werknemer zou kort na zijn verlofaanvraag te horen hebben gekregen dat deze aanvraag niet kon worden goedgekeurd, omdat eerst alle verlofaanvragen moesten worden geïnventariseerd. Bovendien was werknemer uitdrukkelijk gewaarschuwd voor de gevolgen van het niet verschijnen op het werk. Volgens de kantonrechter was er aldus sprake van een dringende reden en was het ontslag op staande voet gerechtvaardigd. De werknemer ging daarop in hoger beroep.
Gewichtige redenen
Het hof stelt nu dat de vraag of er sprake is van een dringende reden, mede getoetst moet worden aan artikel 7:638 BW. Hierin staat o.a. dat de werkgever de vakantie vast moet stellen overeenkomstig de wens van de werknemer, tenzij zich daar gewichtige redenen tegen zijn. Van gewichtige redenen is sprake indien het verlof leidt tot een ernstige verstoring van de bedrijfsvoering.
Het hof stelt verder dat de werkgever te laat heeft gereageerd op het verzoek van werknemer. In beginsel had het verzoek dan ook moeten worden gehonoreerd. Volgens het Hof is de werknemer bovendien te snel op staande voet ontslagen. De werkgever kende de achtergrond van het wegblijven van de werknemer, maar heeft het conflict op de spits gedreven. Voorts is niet gebleken dat door het wegblijven van werknemer een noodtoestand is ontstaan, oordeelt het hof. De werkgever heeft daardoor de regelgeving omtrent vakantieverlof miskend en het ontslag op staande voet is ongeldig.
Consequenties voor uw bedrijfsvoering
Wilt u weten of deze uitspraak consequenties heeft voor uw bedrijfsvoering? Neem dan contact op met Te Biesebeek Advocaten in Zwolle.