De verjaringstermijn bij een vordering tot vergoeding van schade begint op basis van het Burgerlijk Wetboek te lopen, de dag volgende op die dag waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke partij bekend is geworden.
Verjaring vordering schadevergoeding
Verjaring houdt in dat een rechtsvordering door verloop van een bepaalde tijd niet meer in rechte afdwingbaar is. Het Nederlands recht gaat uit van de gedachte dat een vordering slechts gedurende een bepaalde termijn in rechte geldend kan worden gemaakt.
De schuldenaar heeft na verjaring slechts een morele verplichting om de vordering nog te voldoen. Indien de schuldenaar na verjaring de vordering alsnog betaalt, is er aldus geen sprake van onverschuldigde betaling in verband met de zogenaamde natuurlijke verbintenis. Ook verrekening blijft ondanks verjaring mogelijk.
De Wet
Ter zake de verjaring van een vordering tot vergoeding van schade – uit hoofde van een contract (tekortschieten) of onrechtmatige daad – bepaalt de wet in artikel 3:310 lid 1 BW het volgende:
‘Een rechtsvordering tot vergoeding van schade of tot betaling van een bedongen boete verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade of de opeisbaarheid van de boete als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden, en in ieder geval door verloop van twintig jaren na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt of de boete opeisbaar is geworden.’
Uit de wet volgt derhalve dat de verjaring pas begint te lopen zodra bekend is dat er schade is geleden en wie daarvoor aansprakelijk is. Vanaf dat moment loopt een verjaringstermijn van vijf jaar. Een verjaringstermijn van twintig jaar gaat lopen vanaf het veroorzaken van de schade. Bij die laatste termijn geldt dus niet het vereiste van bekendheid met de schade en de veroorzaker.
Vaste jurisprudentie
Op grond van vaste jurisprudentie (rechtspraak) van de Hoge Raad moet het vereiste dat de benadeelde bekend is geworden met zowel de schade als de daarvoor aansprakelijke persoon zo worden opgevat, dat het hier moet gaan om een daadwerkelijke bekendheid. Het enkele vermoeden van het bestaan van schade of het enkele vermoeden wie voor de schade aansprakelijk is, volstaat dus niet.
In een arrest uit 2022 heeft de Hoger Raad dit nader gepreciseerd:
‘De verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW begint pas te lopen op de dag na die waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot vergoeding van de door hem geleden schade in te stellen. Daarvan zal sprake zijn als de benadeelde voldoende zekerheid – die niet een absolute zekerheid behoeft te zijn – heeft verkregen dat schade is veroorzaakt door tekortschietend of foutief handelen van de betrokken persoon. Het antwoord op de vraag op welk tijdstip de verjaringstermijn is gaan lopen, is afhankelijk van de relevante omstandigheden van het geval.’
Het gaat er derhalve om wat de benadeelde daadwerkelijk weet over de schade en de aansprakelijke partij en niet wat een partij redelijkerwijs had behoren te weten.
Stuiting van de verjaring vordering schadevergoeding
Om te voorkomen dat een vordering tot schadevergoeding verjaart, en dus om de verjaringstermijn te verlengen, kan deze gestuit worden. Dit stuiten dient te gebeuren door het starten van een gerechtelijke procedure of door een schriftelijke aanmaning.
Advocaat gespecialiseerd in verjaring
Wordt u geconfronteerd of heeft u een mogelijk verjaarde vordering of heeft u vragen over dit onderwerp, dan kunt u vrijblijvend contact opnemen met de specialisten van Te Biesebeek Advocaten in Zwolle. Onze advocaten hebben jarenlange ervaring en kunnen u voorzien van een goed advies of u bijstaan in een gerechtelijke procedure.
Lees meer: